Waardeloze fans: Nederlander heeft ‘niets’ over voor EK-titel Oranje
Hoe onrealistisch het ook is met een trainer als Frank Boer, persoonlijk zou ik mijn vakantiegeld én winstdeling inleveren voor een EK-titel van het Nederlands Elftal. Voor een WK-titel van Oranje (behalve in Qatar) zou ik misschien zelfs wel het topje van mijn pink afstaan. Maar daar denkt niet Nederlander hetzelfde over. Het cliché is bevestigd door een nieuw onderzoek: de Nederlander is zuinig.
Een Nederlander heeft er gemiddeld 51 euro voor over als daarmee het Nederlands elftal het EK zou winnen. In veel andere landen, waaronder Italië en Spanje, zijn fans bereid om veel meer uit te geven. Dat meldt ING op basis van een onderzoek naar hoe consumenten in de deelnemende landen tegen voetbal aankijken.
EK-titel voor Oranje prima, maar betalen: ho maar
Bij het vorige voetbaltoernooi waar het Nederlands Elftal aan meedeed, het WK van 2014, hadden Nederlanders gemiddeld nog 39 euro over voor de eindzege. “We hebben dan ook twee eindtoernooien aan ons voorbij moeten laten gaan en zijn in de tussentijd, ondanks de coronacrisis, er in koopkracht op vooruitgegaan”, zegt Marten van Garderen, econoom van het ING Economisch Bureau.
In vergelijking met inwoners van andere landen hebben Nederlanders een stuk minder over voor winst op het Europees Kampioenschap. Italianen zijn met 528 euro bereid het hoogste bedrag neer te tellen. Zweden (266 euro) en Spanje (245 euro) completeren de top drie. Het zuinigere Nederlandse ‘offer’ voor de EK-titel van Oranje staat op de twaalfde plek.
Nederlander ook zuinig in voetbalpoules
Ruim een kwart van de Nederlanders speelt mee in één of meerdere voetbalpools met vrienden of collega’s. Nu Oranje er weer bij is, speelt één op de drie mannen mee en één op de vijf vrouwen. Er wordt gemiddeld 16 euro per persoon ingezet. Dat betekent dat er in Nederland in totaal ruim 60 miljoen euro op het spel staat, aldus ING.
In andere landen wordt door deelnemers gemiddeld een veel hoger bedrag ingezet. Oostenrijkers staan op de eerste plaats met 91 euro, gevolgd door Zweden (86 euro) en Italië (78 euro).